Controleren of het gas uit is, de kleren netjes opruimen, alle rode auto’s tellen of voortdurend hetzelfde deuntje in je hoofd hebben, niemand die daar gek van opkijkt. En geen mens is verbaasd wanneer een kennis zegt nu geen tijd te hebben om gezellig te winkelen omdat de schoonmaak voor gaat. De ene persoon is wat schoner en opgeruimder dan de ander, maar iedereen heeft wel bepaalde rituelen of vaste gewoonten.
Bij sommige mensen nemen deze gewoonten echter extreme vormen aan. Ze schrobben hun handen tot bloedens toe. Of ze gaan urenlang door totdat ze alle kleren precies recht opgevouwen hebben. Anderen moeten steeds weer terug naar huis om te controleren of de deur wel echt op slot is. Dan is het gewone dagelijkse ‘moeten’ een ongezonde dwang geworden. Die dwang kan zo ver gaan dat ze alle tijd opslokt en een normaal functioneren onmogelijk maakt. Mensen die dit hebben, lijden aan een dwangstoornis, ook wel obsessief-compulsieve stoornis genoemd (vroeger dwangneurose).
Iemand heeft een dwangstoornis wanneer hij of zij dwanggedachten of dwanghandelingen heeft die veel tijd opslokken, veel last veroorzaken en het dagelijks functioneren verstoren.
Kenmerkend is ook het gevoel van de persoon in kwestie dat de gedachten en het gedrag niet bij hem of haar horen. Ze zijn bovendien ongewenst. De meeste mensen met een dwangstoornis hebben zowel dwanggedachten al dwanghandelingen.
De meest voorkomende vormen van dwang zijn:
> was-, schoonmaak- of poetsdwang (angst voor vuil/besmetting)
> controledwang (gas uit?, voordeur op slot?, enz.)
> dwanggedachten over geweld (angst iemand aan te rijden, angst iemand aan te vallen)
> dwangmatige perfectie of netheid (alles moet netjes, perfect, goed is niet goed genoeg).
De meeste mensen schamen zich voor deze gedachten en het gedrag en proberen het probleem te verbergen. Ze zijn veel met dwangrituelen bezig en proberen situaties met betrekking tot de dwang te vermijden.
Een dwangstoornis kan gepaard gaan met een depressie of lichamelijke klachten (moeheid, hoofdpijn, maagklachten). Ook de partner en de rest van de omgeving hebben vaak last van de dwang.
Een dwangstoornis verdwijnt bijna nooit vanzelf, maar is goed te behandelen. Niet behandelen kan de klachten doen toenemen.
Therapie
Net als bij de andere angstklachten zijn er meerdere mogelijkheden. Als de klachten ontstaan zijn na nare ervaringen of andere problemen, zal in eerste instantie de aandacht hierop liggen. Als de klachten een eigen leven zijn gaan leiden en ook nadat de aanvankelijke problemen zijn opgelost blijven bestaan, is cognitieve gedragstherapie de meest gebruikelijke behandeling. De bedoeling is dat men wordt blootgesteld aan situaties of voorwerpen die angst oproepen. Men wordt getraind om dat uit te houden of te ondergaan zonder dwanghandelingen uit te voeren.
Behandeling vraagt veel inzet van een persoon en zijn/haar omgeving. Vaak worden huiswerkopdrachten gegeven.
Gemiddeld 80% van de mensen heeft na behandeling dusdanige klachtvermindering dat het beter hanteerbaar is geworden.
Medicijnen
Bij ernstige dwangklachten worden soms eerst medicijnen voorgeschreven en volgt later een combinatie met therapie. Medicijnen (vaak antidepressiva) moeten soms jarenlang gebruikt worden. Medicijnen in combinatie met therapie kunnen de dwangklachten met 50% verminderen.
Bron: Psychowijzer